046. 't Kleine cafe aan de haven
't Kleine cafe aan de haven
De avondzon valt over straten en pleinen, de gouden zon
zakt in de stad.
En de mensen die moe in hun huizen verdwijnen, ze hebben de dag weer gehad.
De neonreklame, die knipoogt langs de ramen, het motregent zachtjes op straat.
De stad lijkt gestorven, toch klinkt er muziek uit een deur, die nog open staat.
Refrein: Daar in dat
kleine cafe aan de haven.
Daar zijn de mensen gelijk en tevree.
Daar in dat kleine cafe aan de haven.
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee.
De toog is van koper, toch ligt er geen loper, de
voetbalclub hangt aan de muur.
De trekkast, die maakt meer lawaai dan de jukebox, een pilsje: dat is er niet
duur.
'n Mens is daar mens, rijk of warm, 't is daar warm, geen monsieur of madame,
maar w.c.
Maar het glas is gespoeld in het helderste water, ja 't is daar een heel goed
cafe !
Refrein:
De wereldproblemen die zijn tussen twee glazen bier
opgelost voor altijd.
Op de rand van een bierviltje staat daar je rekening of, je staat in het krijt.
Het enige wat je aan eten kunt krijgen dat is daar een hardgekookt ei.
De mensen die zijn daar gelukkig gewoon, ja de mensen die zijn daar nog blij.
Refrein (2x)