094. Mijn vissersmeisje
Mijn vissersmeisje
Mijn
vissersmeisje, kom wacht een reisje.
Zing
bij dit wijsje, een blij refrein.
Het
vissersleven, zal vreugde geven.
Want
wendt de steven, 't zal heeerlijk
zijn.
Stap
in niet langer dralen,
Want
we steken van wal.
In 't
licht der manestralen,
Wat
de vangst wezen mag.
Trek
stevig aan de touwtjes,
Haal
weer de neten in,
dra
ben je 'n vissersvrouwtje,
Is
dat wel naar je zin?
Mijn
vissersmeisje, kom wacht een reisje.
Zing
bij dit wijsje, een blij refrein.
Het
vissersleven, zal vreugde geven.
Want
wendt de steven, 't zal heerlijk zijn.
O,
hoor, de golfjes kabb'len,
Tegen
slagzijde aan.
Zo
gaat ook door jouw babb'len,
Vol
gloed mijn harte slaan.
Stuur
naar de oever henen,
Zit
naast mij in het zand.
Zing
ik als een sirene,
Voor
jou alleen aan 't strand
Mijn
vissersmeisje, kom wacht een reisje.
Zing
bij dit wijsje, een blij refrein.
Het
vissersleven, zal vreugde geven.
Want
wendt de steven, 't zal heerlijk zijn.
Aan
boord zijn nu de netten,
Zie
de vissen vol glans.
Die spart'lend zich
verzetten,
Met
hun zilveren dans.
Kijk
eens daar in de hoge,
Sterren
in lichte nacht.
Blauw
als je mooie ogen,
Waar
steeds mijn hart naar smacht.
Mijn
vissersmeisje, kom wacht een reisje.
Zing
bij dit wijsje, een blij refrein.
Het
vissersleven, zal vreugde geven.
Want
wendt de steven, 't zal heerlijk zijn.